Tapio21

Tapio is de god van de natuur, meteen het onderwerp van deze blog.

Saturday, November 26, 2005

Oerbossen moeten een waarde krijgen


De Canadese oerbossen zijn miljarden dollars waard. Dat stelt het Canadian Boreal Initiative (CBI). Daarbij wordt benadrukt dat de waarde van die groene schatkamer dubbel zo hoog ligt als de waarde van de houtindustrie en hydro-, olie- en gassector. Die waardebepaling moet volgens de onderzoekers het belang van deze gebieden benadrukken.

Het CBI-rapport benadrukt daarbij dat de Canadese oerbossen zorgen voor zuiver water, een stabiel klimaat en de productie van zuurstof. Die waarde moet volgens de onderzoekers geraamd worden op ongeveer 93,2 miljard dollar per jaar. Dat is dubbel zoveel als de maktwaarde van de Canadese houtsector en energie uit water, olie en gas.

"Het negeren van de bijdrage van de Canadese oerbossen aan het welzijn van het land kan vergeleken worden met Exxon Mobil dat in zijn jaarrapport nalaat de waarde van zijn olie- en gasreserves en jaarlijkse productie op te nemen," voert het rapport aan.

David Schindler, professor ecologie aan de Universiteit van Alberta en CBI-consulent, hoopte dat de waardebepaling van het oerbos politici en het publiek ervan zou kunnen overtuigen dat deze gebieden de moeite waard zijn om beschermd te worden. "Het is tijd dat we de werkelijke waarde van wereldwijd belangrijke bossen beseffen," voerde hij aan.

Wanneer dat niet gebeurt, zal volgens niet alleen het ecosysteem verder aftakelen, maar zal ook de verpaupering van de menselijke samenleving versnellen. Het Canadese oerbos strekt zicht uit van Newfoundland tot de Yukon en omvat meer dan 90 procent van de Canadese woudgebieden. Het gebied bestaat voor een gedeelte uit moerasgebieden en omvat ongeveer 1,5 miljoen meren.

Wednesday, November 23, 2005

België heeft een nationale plant


Een uitgestorven gewaande plantensoort, de Ardense dravik (Bromus bromoideus) is als het ware uit de dood herrezen. In de Nationale Plantentuin van België van Meise groeien sinds kort enkele tere sprietjes van deze grassoort, net in het jaar waarin België zijn 175ste verjaardag viert. Bovendien was deze soort uitsluitend terug te vinden op Belgisch grondgebied.

Vroeger was de Ardense dravik enkel te vinden in kalkgraslanden en speltakkers in de provincies Luik en Luxemburg. Ze kwam voor rond Rochefort en Beauraing, maar vooral rondom het stadje Comblain-au-Pont, waar de soort in 1821 ontdekt werd. Als enige unieke of endemische soort van België sierde een afbeelding van dit grasje verschillende covers van 'Flora van België', een naslagwerk over de Belgische plantenrijkdom.


In de tweede helft van de 19de eeuw werden de landbouwmethodes intensiever en ook de spelteelt verdween. Daardoor begon de soort achteruit te gaan. "De Belgische botanici waren bovendien meer gefascineerd door de Afrikaanse en Amerikaanse tropische plantengroei en verloren de plant uit het oog," stipt de Nationale Plantentuin aan.

Gelukkig bleven enkele plantjes in cultuur in de Luikse plantentuin, maar deze is nu gesloten. In de afgelopen halve eeuw zijn steeds meer plantentuinen gesloten of tot een park omgezet. Hierbij gingen hun unieke collecties vaak verloren. Hetzelfde lot leek de Ardense dravik beschoren.

Als bij toeval stootte de Britse plantkundige Dave Aplin op het verhaal van de Ardense dravik. In de Nationale Plantentuin van Meise bereidde hij zich voor op een bijeenkomst van Ensconet, een Europese werkgroep rond het bewaren van zaden van inheemse planten (European Native Seed Conservation Network).

"Ik zocht naar voorbeelden van uitgestorven Belgische soorten," vertelde Dave Alpin. "Eerst leek het dat er, op enkele herbariumvellen na, niets restte van de Ardense dravik. Maar diep in de zaadbank van de Nationale Plantentuin van België ontdekte ik een staal zaadjes."

Het was al vlug duidelijk dat Aplin de laatste zaadjes van de Ardense dravik in handen had. "We deden navraag bij verschillende plantkundigen in België en Frankrijk en we speurden het internet af om te weten of er toch niet nog een privé verzamelaar te vinden was met zaden of planten van de Ardense dravik," stipte de plantkundige aan.

Tijdens zijn zoektocht stootte Dave Aplin nog op een Vlaamse amateurverzamelaar. Daar hadden de zaden helaas meer dan tien jaar op een zolderkamertje gelegen, wat de levensvatbaarheid niet ten goede kwam.

"Een van de doelstellingen van Ensconet is precies het op punt stellen van technieken om zaden op lange termijn te bewaren," benadrukte Simon Linington, hoofd van de Millennium Seed Bank in Engeland. Daar probeert men van zoveel mogelijk plantensoorten op aarde zaden te bewaren.

Linington benadrukte dat zaadbanken met moderne methodes en uitrusting essentieel zijn voor een goede bewaring van zaden voor meer dan honderd jaar, zoals het voorzichtig laten dalen van het vochtgehalte van de zaden en het stockeren bij temperaturen van twintig graden onder nul.

Voor de Ardense dravik kon de timing niet beter zijn. Dave Aplin is momenteel de Belgische vertegenwoordiger bij Ensconet en kon dus met zijn Europese collega's overleggen. Verder kon hij gebruik maken van het Ensconet-netwerk, gesubsidieerd door de Europese Unie, maar ook van de Millenium Seed Bank van de Britse Royal Botanic Gardens, wereldwijd een toonaangevend instituut op het vlak van onderzoek naar plantenzaden.

Er werden onmiddellijk enkele zaden ter beschikking gesteld van de Millenium Seed Bank en in spanning werd uitgekeken of deze uitgestorven soort nieuw leven kon inblazen worden. Enkele weken geleden kreeg Dave Aplin vanuit Engeland een bevrijdende telefoontje dat de zaden met succes kiemden. Onmiddellijk daarna bleken ook in België de zaden met succes te ontkiemen.

"Toch wel een opluchting, te weten dat onze zaadbank zijn taak succesvol volbrengt en nogmaals een voorbeeld van het belang van botanische tuinen bij het bewaren van de meest kwetsbare plantensoorten op aarde," reageerde Thierry Vanderborght, de manager van de zaadbank van de Nationale Plantentuin in Meise, op het succes.

Toch blijft de toekomst van de Ardense dravik onzeker. "Zolang het aantal kiemkrachtige zaden lager dan 10.000 eenheden ligt, blijft de soort op de lijst van 's werelds meest kwetsbare plantensoorten. "Van het totaal aantal zaden bleek slechts 35 procent kiemkrachtig, wat duidelijk maakt dat de soort er werkelijk bijna geweest was," aldus Dave Aplin.

Het beste scenario voor deze soort is volgens de plantkundige de herintroductie in de natuur zijn, maar dat moet wel uiterst zorgvuldig gebeuren, wil men vermijden dat de geschiedenis zich herhaalt. De zaailingen worden nu op een geheime plaats opgekweekt om zo opnieuw jonge kiemkrachtige zaden te produceren om de verschillende Europese zaadbanken aan te vullen.